Ramadan
March 10 - April 9, Sunday – Tuesday
Volgens de islamitische traditie ontving de profeet Mohammed in deze maand de eerste openbaring van Allah via de engel Jibril (Gabriël). Deze gebeurtenis, die leidde tot de openbaring van het heilige boek van de islam, de Koran, werd een van de fundamentele gebeurtenissen in de islam.
Het woord "Ramadan" komt van de Arabische wortel "ramad", wat "hitte" of "verzengende hitte" betekent. Dit symboliseert de zuivering van de ziel door vasten, gebed en onthouding van zonden.
Het middelpunt van de Ramadan is de dooi, een verplichte vasten van zonsopgang tot zonsondergang gedurende de hele maand. Tijdens het vasten onthouden moslims zich van eten, drinken, roken en intieme relaties. Het doel van het vasten is om moslims te helpen zelfdiscipline, geduld en bewustzijn van de waarde van de goederen die zij bezitten te ontwikkelen.
Suhur is een ochtendmaaltijd die plaatsvindt vóór zonsopgang en het begin van het vasten. Iftar is een avondmaaltijd die het vasten onmiddellijk na zonsondergang verbreekt. Traditioneel begint Iftar met dadels en water, net zoals de profeet Mohammed dat deed.
De Ramadan is niet alleen een tijd van fysieke onthouding, maar ook een periode van geestelijke zuivering. Moslims leggen meer nadruk op gebed, het lezen van de Koran en meditatie.
Een van de belangrijkste praktijken van de Ramadan is het nachtgebed – taraweeh, dat wordt gelezen na het hoofdavondgebed van Iftar. In sommige moskeeën voeren moslims tijdens deze gebeden een volledige recitatie van de Koran uit.
Een belangrijk moment van de Ramadan is de Nacht van het Lot (Laylat al-Qadr). Er wordt aangenomen dat het op deze avond, een van de laatste tien nachten van de Ramadan, was dat de Koran werd geopenbaard. Deze nacht wordt bijzonder gewaardeerd en moslims proberen deze door te brengen in gebed, waarbij ze om vergeving en zegeningen vragen.
Ramadan wordt ook geassocieerd met het concept van zakat (verplichte liefdadigheid) en sadaqa (vrijwillige liefdadigheid). Dit is het moment waarop moslims actiever zijn in het helpen van mensen in nood, het uitdelen van voedsel aan de armen, het doen van donaties en het verrichten van goede daden.